|
|
|
de houten collegebank drupte. De stroompjes voegden zich samen tot smalle waterrupsen en kropen naar mijn exemplaar van Acht eeuwen Nederlandse literatuurgeschiedenis door Prof. L.J.M. Dolman dat onder studenten bekend stond als ‘De verschrikking van Dolman’ omdat het bijna zevenhonderd pagina’s dik was. Het omslag ging kronkelen en er kwamen bruine kringen in toen ik het boek die avond boven de gaskachel te drogen legde. Nadat we waren getrouwd heb ik het voor een krats aan een eerstejaars verkocht die niet genoeg geld had voor de nieuwe, herziene editie, want we hadden al onze studieboeken dubbel, en je moeders exemplaar van ‘De verschrikking van Dolman’ had sentimentele waarde. Het staat nog steeds in de boekenkast, op de bovenste plank, helemaal links. We volgden al bijna een jaar dezelfde colleges. Ik had wel eens geprobeerd een gesprek met haar aan te knopen, maar ze had altijd haast, of ze leek niet te weten wie ik was. Maar die dinsdagochtend schoof |
|
|