Verhalen & poëzie - Dromen van mijn moeder Anjet Daanje
met aan één zijde laden, een stoel waarover kleren hingen, maar niet de mijne, volledig zwart, als van een begrafenisganger, waren ze, zo wist ik zeker, hoewel ik alleen hun silhouetten kon ontwaren. En midden in de kamer, vreemd genoeg, stond een paraplubak, met daarin twee paraplu’s, een wandelstok, en een vale parasol. De paraplubak diende bij de kapstok te staan in het huis van mijn ouders. Ik weet niet wie hem had meegenomen bij de verhuizing, Stella waarschijnlijk, ik niet in ieder geval.
Plots begreep ik waar ik was, in de slaapkamer uit mijn jeugd. Er werd nog eens aangebeld, lang en schel. Ik wist feilloos de kamerdeur te vinden, en ook door de gang had ik talloze malen gelopen zonder de lamp aan te hoeven steken, de trap nam ik zonder moeite, en bovendien was het inmiddels licht geworden. De zon scheen in langgerekte oranje, groene en roze banen door het raam boven de buitendeur naar binnen, zoals ik me van zomerdagen van lang geleden herinnerde. Het felle licht spleet de gang en begroette me onder aan de
trap, waar het als een nieuwsgierig kind mijn gezicht en mijn borst bevoelde. Ik had de zwarte kleren niet aangetrokken, zag ik, ik droeg een onbekende, lichtgrijze trui, zo zacht als dons, en mijn voeten waren koud en bloot. Ik dacht dat de trui het pyjamajasje was dat ik van Job had geleend en nog steeds niet had teruggeven. Toen ik het gisteravond uit de kast pakte had het blauwgeruit geleken. Ik heb te lang geslapen, dacht ik, nu is het versleten.
Dit was mijn eigen smalle gang, niet de ruime hal, met de sierlijke trap en de hoge balustrade, van mijn ouders, en in mijn droom probeerde ik te bedenken hoe het mogelijk was dat mijn kinderslaapkamer blijkbaar naar een ander huis was verplaatst. Waar zouden mijn ouders nu moeten slapen, vroeg ik me af, was er wel ruimte voor hun kamer hier. Maar ik zag ook voordelen, ik zou niet twee keer in de week zestig kilometer hoeven te rijden om mijn moeder te helpen met de boodschappen en het huishouden. We zouden samen kunnen eten, zoals vroeger, ik zou
III-55 III-56